Dit blok richt zich op de effecten van luchtverontreiniging op activiteiten en ruimtelijke plannen. De effecten van luchtverontreiniging worden beschouwd vanuit lokaal en mondiaal perspectief.
Vanwege de specifieke problematiek krijgt fijn stof nadrukkelijke aandacht. Na het volgen van dit blok begrijp je hoe de effecten samenhangen en waarom aanpak van fijn stof complex van aard is.
Ook op de besluitvorming wordt ingegaan. De deelnemers leren alle facetten van luchtkwaliteit in relatie tot vergunningverlening (industrie) en planning (infrastructuur). Daarbij is kennis over de wet- en regelgeving en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van groot belang. Daarnaast komt ook aan bod op welke wijze maatregelen genomen worden (rijksniveau en lokaal niveau) en hoe de doorwerking verloopt.
Na het volgen van dit blok:
Cursusleider(s): | Dhr. Mr.ir. B.W. Hoekstra (Tauw BV ) |
Cursusdata: | Start 13 januari 2022 |
Dagindeling: | 14:00-21:00 inclusief diner |
Locatie: |
Utrecht
Goed bereikbaar met OV en auto |
Prijs: |
€ 1.875,00 excl. btw
Prijs is inclusief alle materialen en catering |
Roosterinformatie: | Klassikale cursus Lessen op donderdagmiddag en -avond Examen op donderdagmiddag 10 maart 2022 |
In samenwerking met: | PKL en VVM |
Het kader en de context van luchtkwaliteit wordt uiteengezet. Het richt zich op het verkrijgen van inzicht over en kennis van:
Er wordt ingegaan op de opbouw van de luchtkwaliteit voor verschillende stoffen en de verschillende doelgroepen zoals verkeer, scheepvaart, industrie, landbouw en luchtvaart. Daarnaast wordt nader ingegaan op de verhouding tussen landelijke emissies en lokale blootstelling, het verloop in concentraties en de trend en ontwikkeling van de luchtkwaliteit
In deze module staat de relatie tussen luchtkwaliteit en gezondheid centraal. Zowel factoren die de blootstelling bepalen als de gevolgen voor gezondheid komen aan bod. De nadruk ligt op de componenten fijn stof en stikstofdioxide. Daarbij wordt inzicht gegeven in de manier waarop de wettelijke en gezondheidskundige normen tot stand komen. Ook worden praktische voorbeelden gegeven van vanuit gezondheidskundig oogpunt ‘verstandig’ lokaal beleid.
Welke regels en normen zijn er om de luchtkwaliteit op leefniveau te bewaken? Welk beleid schuilt er achter deze regels? Wat is de samenhang en hoe kun je de verschillende regels toepassen?
In dit dagdeel leer je de hoofdlijnen kennen van de luchtkwaliteitsregelgeving. Daarbij ligt de nadruk op de luchtkwaliteitsregels bij ruimtelijke projecten (zoals een bestemmingsplan).
Stoffen in de lucht hebben een directe invloed op het klimaat, door invloed op de stralingsbalans en wolkenvorming. Maar ook het omgekeerde geldt: als er meer periodes met warm en stabiel weer komen stijgen ook de concentraties verontreinigende stoffen. In dit cursusonderdeel wordt inzicht gegeven in natuurlijke klimaatveranderingen, de huidige klimaatverandering ten gevolge van menselijke uitstoot van broeikasgassen, de rol van roet en sulfaat in de atmosfeer en wisselwerkingen tussen fijn stof en klimaat. Ook wordt het mechanisme rond het gat in de ozonlaag uitgelegd. Het doel is om een breed overzicht te geven, zodat cursisten kennis hebben van de belangrijkste begrippen. Ook is er aandacht voor voorbeelden en inzicht, zodat na afloop van cursus nieuwe vragen uit de praktijk met de juiste redenering kunnen worden beantwoord.
De Tracéwet regelt de besluitvorming voor Infra-projecten. Om tot een onherroepelijk Tracébesluit te komen wort het MIRT-proces (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) doorlopen. Het MIRT-proces bestaat uit opeenvolgende fasen. Na de Startbeslissing wordt de verkenning doorlopen met als resultaat het voorkeursalternatief van het project. Daarna volgt de planuitwerking met als resultaat het Tracébesluit. Is het Tracébesluit onherroepelijk dan volgen de uitvoeringsbeslissing en de realisatie. Door de gestructureerde aanpak van het MIRT-proces is de doorlooptijd van het besluitvormingsproces teruggebracht tot 4 jaar.
In het thema Fijn stof worden de belangrijkste bronnen van fijn stof op lokale en (inter)nationale schaal in kaart gebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in primaire en secondaire deeltjes. De verschillende fracties van fijn stof worden gegroepeerd naar deeltjesgrootte en chemische samenstelling. Naast de gereglementeerde fijn stof fracties PM2.5 en PM10 wordt aandacht besteed aan gezondheidsverdachte fracties zoals roet, ultrafijn stof en zware metalen. Het meten en modelleren van de verspreiding van fijn stof, de gezondheidsrisico’s en effecten op klimaatverandering komen aan de orde. Met praktijkvoorbeelden van onderzoek in de buurt van wegverkeer, binnenvaart, vliegvelden en industriegebieden wordt de blootstelling van de bevolking toegelicht. Tenslotte wordt de toekomst van het Europese beleid en onderzoek naar fijn stof geschetst.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op dit moment nog een belangrijke wet in de ruimtelijke besluitvorming van Nederland.
Volgens artikel. 3.1 lid 1 van Wro dient een bestemmingsplan te strekken ten behoeve van een "goede ruimtelijke ordening". Nadrukkelijk dient de vraag te worden beantwoord waarom een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op die specifieke locatie moet gaan plaatsvinden en niet ergens anders.
Als geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd staat daarmee de strijd met een goede ruimtelijke ordening vast. Dit is vaste jurisprudentie van de bestuursrechter. Het aantonen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat geschiedt voor zover van toepassing of noodzakelijk met een luchtkwaliteits- en/of geuronderzoek.
Bij de planvorming van een bestemmingsplan worden door de medewerkers van de overheid en adviesbureaus een aantal Handreikingen gehanteerd op het gebied van Ruimtelijke ordening en milieu. De Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu, de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering", de nieuwe Handleiding Geur zijn bij de planvorming van belang voor de aspecten luchtkwaliteit, stofhinder en geur.
De module Luchtkwaliteit en omgeving: Besluitvorming in het ruimtelijk spoor behandelt de milieuaspecten luchtkwaliteit, geur en stofverspreiding in samenhang met voornoemde Handreikingen.
In Nederland volgt twee sporen om de luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet te verbeteren. Ten eerste het spoor van generieke bron aanpak zoals het bevorderen van schonere voertuigen Euro 5/V en Euro 6/VI door middel van fiscale maatregelen. Dit is, ondanks de tegenvallen met Euro 6 personendieselvoertuigen, een succesvolle aanpak gebleken want de afgelopen jaren is de uitstoot van wegverkeer gestaag gedaald.
Het generieke spoor is niet overal in staat om hardnekkige lokale luchtkwaliteit knelpunten op te lossen. Deze knelpunten treden op wanneer de bijdragen van het verkeer en ander emissiebronnen samenvallen in combinatie specifieke omgevingsfactoren die hoge luchtconcentraties bevorderen. Deze knelpunten worden via het tweede spoor effectief bestreden door middel van lokale maatregelen zoals luchtschermen langs snelwegen of milieuzones in grote steden.
In Nederland verschuift de focus van luchtkwaliteitsmaatregelen langzaam van knelpunten en grenswaarden naar maatregelen voor een gezonde stad. Dat brengt een andere kijk op maatregelen met zich mee en een verschuiving van verkeersmaatregelen naar generieke maatregelen. Zowel lokaal als internationaal!