Dit blok geeft verdieping op meten en modelleren, twee belangrijke kernonderwerpen uit de luchtkwaliteit. Je krijgt inzicht in de beschikbare meettechnieken. Ook wordt ingegaan op de sterke punten van meten en rekenen en waarom beide methodes onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn.
Je leert het verschil tussen wettelijke metingen en indicatieve metingen en specifiek over het meten van deeltjes zoals roet. Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit wordt in detail besproken en je kunt zelf lokale metingen uitvoeren of laten uitvoeren.
Ook neem je kennis van meteorologische aspecten en manieren om luchtkwaliteit te modelleren, zoals het Gaussisch Pluimmodel en de standaard rekenmethoden 1, 2 en 3. Er wordt met modellen geoefend om meer begrip voor de uitvoering te krijgen.
Na het volgen van dit blok:
In dit deel van blok 4 wordt uitgelegd hoe atmosferische processen effect hebben op de verspreiding van luchtverontreiniging. We behandelen de opbouw van de atmosfeer en de rol van wind en turbulentie (o.a. stabiele en onstabiele condities) op het transport, verdunning en het weer verdwijnen (depositie) van verontreinigingen. Tevens wordt stil gestaan bij de bepaling van praktische aspecten van dispersie.
Meten is weten wordt vaak gezegd. In dit deel van de opleiding wordt u geleerd of dat ook zo is en welke aspecten bij het bepalen van luchtkwaliteit komen kijken. Vragen waar je aan het eind van het onderdeel een antwoord op hebt zijn onder andere: “Hoe meet je fijn stof?”, “Hoe ziet een NO2 monitor er uit?”, “Waar moet je op letten als je meetdata interpreteert?” en “Hoe worden meetgegevens gebruikt in de modellering”.
Voor het bepalen van de luchtkwaliteit in Nederland wordt veel gebruik gemaakt van standaard rekenmethoden (SRM 1, 2 en 3). In deze 2 dagdelen wordt je geleerd welke rekenmethoden worden gehanteerd, hoe de bijdrage van bronnen aan de luchtkwaliteit kan worden bepaald en hoe in de modellen wordt omgegaan met de achtergrond belasting. Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan de theoretische achtergrond van de modellen als hoe ze in de praktijk toegepast kunnen worden. Daarbij ligt de nadruk op de modellen voor industriële, agrarische en diffuse bronnen (SRM 3), maar ook de eenvoudige modellen voor wegverkeer (SRM 1, SRM 2). Het wettelijk kader voor het bepalen van de luchtkwaliteit komt beperkt in dit blok aan bod, hiervoor is blok 3 bedoeld. De cursist wordt aan de hand van cases en een practicum toegerust om meer complexe verspreidingsproblemen succesvol aan te pakken en leert de kwaliteit van de uitkomsten van berekeningen te beoordelen.